Publicaties & Projecten


Terug
Machines of loving grace

COMMUNITY MEMORY
(Verschenen in Bluf! 301, 7-1-1988)

In Amerika, daar werken allerlei progressieve groepen al enkele jaren met computers, had ik gehoord. In de Nederlandse radicale scene zijn er de laatste tijd ook enkele ontwikkelingen in die richting. Zo gebruiken sommige archieven een pc om hun materiaal toegankelijk te maken. Er zijn plannen voor een progressief bulletinboard. In Amsterdam draaide enige tijd een experimentele planotheek: een computeroverzicht van alle - wel of niet officiële - plannen voor een buurt, waaraan iedereen het hare/zijne kon toevoegen. Diverse - en steeds meer - blaadjes doen hun abonneeadministratie per computer en vooral: het aantal pc'tjes in privé-bezit stijgt met de maand. Steeds meer mensen experimenteren met de mogelijkheden van computers en computercommunicatie. Het leek me dus hoog tijd eens op onderzoek te gaan naar eerdere ervaringen. In mijn rugzak had ik een gefotokopieerde lijst van een paar honderd adressen uit het New Yorkse tijdschrift 'Reset, News on Activist and Grassroots Computing', die onder linkse Amsterdamse computeraars circuleerde.
Betrekkelijk willekeurig prikte ik eind '87 drie adressen in San Francisco en drie in New York. Dat leverde zes gesprekken op die allemaal op een andere manier boeiend waren en lieten zien hoe je de meest flexibele machine die ooit is ontwikkeld in zeer uiteenlopende menselijke verhoudingen kunt gebruiken.

In dit artikel hoe in het Community Memory Project de radicaal-democratische waarden uit de 'jaren zestig' vorm krijgen in de technologie van de jaren tachtig.


Een computer, verbonden met toetsenborden en beeldschermen op openbare plaatsen, waarin iedereen kan intikken wat zij/hij wil, informatie kan zoeken op trefwoorden, kan reageren, kan discussiëren, discussies heen en terug kan volgen. Alles zonder enige censuur. Dat is in het kort Community Memory. De computer staat in Berkeley, bij San Francisco. De historie van het project laten we beginnen rond 1970, door ahistorici de jaren zestig genoemd.

Catherine Dunford werkt sinds kort bij de huidige versie, die startte in 1983. We praten en drinken thee aan een keukentafel in een soort voormalige winkelruimte vol schappen met tijdschriften en ander papier. Achterin de hoek staat een kleine Plexus minicomputer met een fors geheugen. Dat is de machine waarom het technische deel van het project draait. Voorin de ruimte staat een beeldschermterminal.

Catherine: "Praten van de ene persoon tot de ander, zoals ik tot jou, is uitstekend zolang we elkaar weten te vinden en niet verder willen gaan. Maar als we de informatie en de ideeën die we uitwisselen willen verspreiden, hebben we een medium nodig, zoals de pers of de omroep. Dan heb je plotseling een enorme hoeveelheid informatie die door een bottleneck moet, een redactie die uitmaakt wat nieuws is, wat interessant is. De structuur van zo'n medium maakt dat ook noodzakelijk."
"Voor communicatie van persoon tot persoon moet je weten wie je wilt bereiken. Onze doel met Community Memory is te voorzien in een manier om technologie te gebruiken voor het bevorderen van sociale interactie. We geven je een middel om mensen te bereiken die je zelfs niet ként, om informatie te krijgen of te geven en in te gaan op wat anderen hebben te zeggen, zonder dat een buitenstaander de informatie redigeert of structureert. Wij leveren je alleen het gereedschap om de informatie te structureren."

Het is de niet de eerste Community Memory. In 1973 kreeg een groep in San Francisco de beschikking over een oude computer waarop kortstondig de eerste versie draaide. Een beeldscherm was er nog niet, de tekst verscheen gewoon op papier.
Catherine: "De oorspronkelijke Community Memory was opgezet door een aantal computerprogrammeurs en hardware-ingenieurs, die erg enthousiast waren geworden door de politieke gisting die er aan de gang was en erg enthousiast over computers. Een van hen, Lee Felsenstein, werkte bij de Berkeley Barb."
??
Catherine: "Oh, de Berkeley Barb is een belangrijk deel van Berkeley's geschiedenis en die van de radicale studenten. Het was een radicaal blad, dat uitkwam in Berkeley, ik geloof wekelijks. Het begon eind jaren zestig of begin jaren zeventig. Het was een van de leidende stemmen van dé Beweging, zoals dat toen heette." De anti-Viëtnambeweging?
Catherine: "Anti-Viëtnam, pro-Free Speech, anti-esthablisment, pro-studentenbeweging, waarschijnlijk pro-Black Panthers. Heel erg een deel van de grotere nieuwe linkse beweging."

Over een ander medewerker, Efrem Lipkin, las ik later Steven Levy: Hackers, heroes of the computer revolution Dell Publishing Company New York 1984. Het boek is beter dan de bombastische ondertitel doet vermoeden.) dat hij was weggelopen bij een computeradviesbedrijf nadat het bedrijf was gaan werken aan een militaire opdracht. Hij had zijn baas niet geïnformeerd - hij stopte gewoon, in de hoop dat het project vanzelf vast zou lopen omdat hij niet meer meedeed. Na negen maanden, waarin de onderneming aannam dat hij aan het programmeren was, werd het duidelijk dat er geen programma was.

Catherine: "De mensen die er in het begin bij betrokken waren, die Community Memory begonnen, waren erg enthousiast over de beginnende mogelijkheid dat individuen computers konden gebruiken. Er is een boek dat heet Hackers, over de vroege computerhackers. (Hacker betekent zoiets als computerfanaat. P.) Eerst op MIT en later op andere plaatsen. En plotseling waren computers niet meer iets wat onder toezicht stond van IBM. Computers waren niet iets wat de telefoonmaatschappij en de big business hadden, maar iets waar je zelf ook leuke dingen mee kon doen als je wist hoe je ermee moest omgaan. Leuke dingen betekende voor veel van deze mensen hoe je langs beschermingsmaatregelen kon komen, van IBM of wie dan ook. En gewoon grappige programma's schrijven: spelletjes of wat dan ook."

"In ieder geval, enkele van deze mensen kregen een oude verouderde computer. De groep heette Resource One, en het idee was om hem te gebruiken voor gemeenschapsorganisaties. En deze personen besloten dat dat betekende: aha, we gaan bekijken wat mensen daarbuiten in de echte wereld met computers kunnen doen."
"Dat was het begin, het idee dat mensen computers konden gebruiken, dat we Machines of Loving Grace konden hebben, naar een gedicht van Richard Brautigan."

De mensen die werkten aan dit project, waren dat dezelfde mensen die die personal computers ontwikkelden?
Catherine:"Tot op zekere hoogte. De persoon die erg vereenzelvigd wordt met Community Memory is een belangrijk figuur in de ontwikkeling van personal computers. Dat is Lee Felsenstein. Hij was of is voorzitter van de Homebrew Computer Club. Uit die club kwamen de eerste thuisontwerpers voort van wat de personal computers werden. Daarheen brachten Steve Wozniak en Steve Jobs hun eerste versie van de Apple Computer. Lee was een van de oprichters van die club. Hij was een hardware persoon."
Lee zelf ontwierp de eerste draagbare computer, de Osborne I. Community Memory draaide een tijdlang onder andere op het geld dat hij daarmee verdiende.
"We worden om die reden vaak genoemd in boeken over het begin van de computerindustrie. De computerindustrie als geheel heeft niet dezelfde benadering gekozen als wij. Misschien moeten we wel een non-profit organisatie zijn want in het algemeen vind je de computerindustrie waar het meeste geld zit, de zakensector. Dus ze kijken naar wat de banken willen kopen, de advocatenfirma's en dat soort dingen."

Het -progressieve- Berkeley fungeert als een soort proefgebied voor het project. Er stonden op het moment van het interview vier terminals opgesteld. Twee in coöperatieve levensmiddelenwinkels, een in een Latijns-Amerikacentrum en een in de Whole Earth Acces Store, volgens Catherine een yuppiewarenhuis. Ze worden vrij intensief gebruikt. Het soort berichten dat mensen intypen is niet onder één noemer te vangen. Er zijn typische prikbordberichten - woning gezocht, auto te koop aangeboden, demonstratie aangekondigd -, politieke beschouwingen en berichten, adressen voor informatie, actieverslagen, discussies, vieze woorden en betekenisloze toetsaanslagen. De laatste volgens Catherine van kinderen die door winkelende ouders maar even achter de terminal zijn gezet. Een basisregel is: geen censuur en verder kan iedereen alles lezen en intypen.
Catherine: "We ontmoetten een paar bibliothecarissen die erg bang waren voor een terminal in hun bibliotheek omdat een tienjarige dan vieze woorden zou kunnen zien."
Subsidie van overheidswege is er niet en volgens Catherine is het project wegens de strikte geen-censuureis voor regeringen ook minder aantrekkelijk. Berichten worden alleen verwijderd als duidelijk is dat iemand persoonlijk wordt geschaad of lastiggevallen.

Het lijkt tamelijk waardevrij, iedereen kan praten over alles. Als bijvoorbeeld mensen iets organiseren vóór de contra's in Nicaragua, dan denk ik niet dat je dat graag op Community Memory wilt hebben?
Catherine: "Well, persoonlijk vind ik dat de contra's geen steun moeten krijgen, en ik denk dat het verschrikkelijk is. Maar volgens mij is het erg belangrijk te zeggen dat mensen het recht hebben om te denken en te geloven zoals ze doen. We nemen beslist, volgens mij, een progressief theoretisch standpunt in tegenover censuur: geen censuur moet onder andere inhouden vrijheid van spreken voor zowel degenen met wie we het eens zijn als degenen met wie we het oneens zijn."

Maar het gaat niet alleen om praten. Iemand kan ook een rekeningnummer voor de contra's invoeren.
Catherine:"Ja, dat zou kunnen (lange stilte, zucht). Maar.. wat we in wezen zeggen is dat we ervoor kiezen om daarover geen beslissing te nemen. Tot op zekere hoogte zijn er juridische redenen. Zo gauw we een soort eigendom claimen over de inhoud van het systeem kan ons ook gezegd worden dat we niet het recht hebben bepaalde boodschappen op het systeem te hebben die we er wel op zouden willen hebben. Maar het belangrijkste is niet dat we ons zorgen maken om dat soort wettelijke zaken maar dat het uiteindelijk het algemeen belang zal dienen om een systeem te hebben dat iederéén kan gebruiken op wat voor manier ze maar willen, zolang het niet destructief is voor het computersysteem. Niemand kan andermans bericht verknoeien."

"We zitten hier in Berkeley waar meer mensen links dan rechts zijn. Natuurlijk wonen hier heel veel conservatieven. Zij schijnen lang niet zo geïnteresseerd te zijn in het gebruik van een systeem als het onze, maar als ze het waren, dan zou ik het oké vinden.
Op de eerste plaats zouden ze niet in staat zijn anderen te weerhouden commentaar te geven op wat ze te zeggen hebben: dit is fout, et cetera, om die en die redenen. Dat is een werkelijke bruikbare vorm van uitwisseling die normaliter niet plaatsvindt.
Wat er plaats vindt op dit gebied op Community Memory is vooral over seksisme. Een voorbeeld van enkele maanden geleden dat ik me herinner was een aankondiging van een weekend voor Aziatische lesbiennes. Iemand reageerde daarop met 'Fuck you, lesbian bitches'. Niet erg aardig. Erg smerig in feite. Op deze beledigende boodschap kwamen ongeveer vier reacties die zeiden: je bent fout, je toont je eigen stompzinnigheid door belachelijke bedreigingen te uiten op een computersysteem, waarom maak je je druk, ben je zo geïnteresseerd in vrouwen die niet geïnteresseerd zijn in jou, voel je je zo bedreigd, et cetera. Dat soort reacties op wat mensen beledigend vinden, vindt tamelijk veel plaats. Dus er is een soort interactie over ideeën die ik werkelijk prima vind. Dat is voor mij de plezierige keerzijde van iedereen kan alles zeggen.
Waarom zouden we niet reageren vanuit ons eigen gevoel van wat juist is en zeggen wat wíj juist vinden en mensen hun eigen conclusies laten trekken."

Alleen computerterminals neerzetten in een stad betekent nog niet dat zo'n openbaar medium zijn meeste vruchten afwerpt.
Catherine: "Een van de dingen die we uitvonden is dat een aantal mensen het gebruikt maar dat we niet noodzakelijkerwijze de mensen bereiken van wie we denken dat ze het heel bruikbaar zullen vinden áls ze het zouden gebruiken. Er is veel meer gebabbel over computers en verschillende (gespeelde P.) persoonlijkheden op het systeem die elkaar berichten sturen over hun oude flauwe spelletjes, dan dat het wordt gebruikt voor uitwisseling voor het opbouwen van een sociale en politieke gemeenschap. Dus een van de dingen die we hebben ontdekt is dat het nodig is aan gemeenschapsorganisatie te doen. Ons idee is dat het systeem hier alleen een pilotproject is om een voorbeeld te geven van het feit dat mensen het gebruiken en hoe het gebruikt kan worden.
We willen graag samenwerken met andere gemeenschapsorganisaties die hun eigen Community Memory-systeem beginnen. We hebben contact met een vrouwengroep in Los Angeles die banden heeft binnen de feministische gemeenschap daar. En zij zijn geïnteresseerd in een eigen Community Memory-systeem. Zij zouden in een veel betere positie zijn om het te laten gebruiken op manieren waarvoor wij het het mooist vinden, want zij zijn veel dieper geworteld in een specifieke gemeenschap."

"We zien onszelf als een beroep doende op twee gemeenschappen. Een is de gemeenschap waarin ons pilotproject staat, in Berkeley. We hopen op verschillende soorten ondersteuning: gebruik van het systeem, het geven van geld, het werken als vrijwilliger. Maar de andere gemeenschap is in principe wereldwijd. Dat is de gemeenschap van mensen die geïnteresseerd zijn in het gebruik van telecommunicatie en computertechnologie voor progressieve doelen. We geven ieder kwartaal een nieuwsbrief Community Memory News, 2617 San Pablo Avenue,  Berkeley CA 94702) uit die vooral gaat over ons project maar ook over issues van een algemenere betekenis waarvan we denken dat ze voor onze ondersteuners van belang zijn. We zijn erg gelukkig met abonnementen in Nederland of waar ook."

"We zijn er zeer in geïnteresseerd andere mensen te helpen hun eigen Community Memory-systeem op te zetten. In essentie werken we dan een of andere financiële regeling uit die uitvoerbaar is voor een organisatie en die ons helpt door te gaan om zowel onze technologie verder te ontwikkelen en het woord te verspreiden dat dit iets goeds is om te doen en dat computertechnologie niet nóg een middel hoeft te zijn waarmee jij en ik worden onderdrukt door de mensen met het geld."

Citeren mag, maar wel met bronvermelding en een berichtje aan de auteur.

1) Steven Levy, 'Hackers, heroes of the computer revolution' Dell Publishing Company New York 1984. Het boek is beter dan de bombastische ondertitel doet vermoeden.
2) Community Memory News, 2617 San Pablo Avenue, Berkeley CA 94702.
Terug