Publicaties & Projecten


TIJDECONOMIE
(in Bluf! nr 250, een themanummer over tijd, december 1986)

Je hebt betaalde en onbetaalde arbeid. En nog allerlei bezigheden die je afhankelijk van waardeoordelen arbeid noemt of actievoeren of op kinderen passen of zo. De een last voor het leger kraaienpoten om de fictieve opmars der Russen te vertragen, dan heet het arbeid. De ander last ze om de reële opmars der ME te vertragen, dan heet het vrijetijdsbesteding. Ik wil radicaal alle waardeoordelen opzij gooien en het slechts hebben over 'tijdsbesteding'. 24 Uur per dag besteedt de mensch tijd. Wat zij met dit schaarse goed doet en welke sociale verbanden en processen zij zo veroorzaakt, dat is het onderwerp van een hierbij uitgevonden nieuwe tak van wetenschap: de Tijdeconomie.

Het zal Marx wel weer geweest zijn die zei dat er pas een heersende klasse kon ontstaan toen er zoveel geproduceerd werd dat de producenten het niet allemaal meer opkonden. Om in leven te blijven had de groep minder uren nodig dan 24 keer het aantal mensen. Op die manier tegen gedragssamenhang aankijken levert intrigerende inzichten.
Zo werd enige tijd geleden voor de x-ste keer het kraakpand Singel 114 ontruimd. Een aantal personen dat aan Bluf! zou meewerken had opeens iets anders te doen. Het sociale systeem Bluf! werd aangevuld met andere mensen, die zich mogelijk onttrokken aan andere samenhangen. Ik stel me voor dat er zo een hele golfbeweging moet hebben plaatsgevonden in tijdsbesteding en sociale processen zodat de tijd die mensen besteedden aan verzet tegen de ontruiming overal vandaan werd aangevuld, als geld bij een kettingbrief.

Terug van Singel 114 naar de overgang van jagersgemeenschappen naar landbouwgemeenschappen. Norbert Elias schrijft daarover in Een Essay over Tijd: "Door het beheersen en benutten van plantengroei raken mensen onderworpen aan een tevoren ongekende discipline, die hen wordt opgedrongen door de eisen van een gedomesticeerde plantengroei waarvan ze voor hun voedselvoorziening afhankelijk zijn geworden." Elias citeert een historicus over een klein negentiende-eeuws Afrikaans volk:"Een andere activiteit die de [...] priester gehouden was uit te voeren, was het in de gaten houden van de seizoenen, om de bevolking de tijdstippen te kunnen aankondigen waarop graan gezaaid moest worden en feesten moesten worden gevierd. Voor het eerste moest hij ieder ochtend naar de top van een van de naar het oosten gekeerde wachttorens klimmen om de zonsopgang gade te slaan."

Als de zon dan precies achter een bepaalde berg in het oosten opkwam, dan was de eerste regen in die week genoeg om te gaan zaaien. "Om de bevolking ook precies te kunnen vertellen wanneer ze de feesten, die midden in het jaar moesten vallen, konden vieren, moest de priester naar een andere rots, die naar het westen was gekeerd, waar hij bij het begin van iedere Nieuwe Maan met een steen een teken moest maken of een schelpmunt in een daarvoor neergezette pot moest doen."

De tijdmeting was nodig om het gedrag van mensen onder elkaar en met de natuur te coördineren. Begrippen als 'jaar', 'maand', 'uur' of zelfs 'tijd' waren bij die coördinatie nog overbodig. Maar moet je nu eens kijken: overal op straat, op openbare plaatsen, op torens staan klokken. Na afloop van een tv-avond komt er nog even een klok in beeld, mensen hebben zelfs kleine machientjes om hun pols waarmee ze tot op de seconde kunnen zien hoe laat het is. De volle maan is alleen nog maar mooi om naar te kijken. Er valt kennelijk heel wat te coördineren, maar niet zoveel met de natuur.

Naarmate er meer mensen en - vooral - meer samenhangen kwamen, werden de ketens van samenhangende gebeurtenissen langer. En naarmate het maatschappelijk gebeuren zich verder uitsplitste naar verschillende functies moesten mensen hun tijd ook verdelen over meer functies.
Elias: "Ieder mens moet zijn eigen gedragingen afstemmen op de gevestigde 'tijd' van de groepen waarvan hij deel uitmaakt, en hoe gedifferentieerder de ketens van functionele afhankelijkheidsrelaties die mensen aan elkaar binden, hoe sterker het bewind van de klokken wordt."

Dat klinkt erg abstract. Laten we dit verhaal eens toepassen op een sociale beweging. Ik citeer daarvoor uit Bluf!'s eerste kerstnummer, in 1982: "De kraakbeweging heeft met allerlei omgevingsinvloeden te maken. Konfrontaties met gemeente, politie, justitie, stadsontwikkeling, spekulanten, tekort aan gereedschap, etc hebben ertoe geleid dat de beweging zelf komplexer is geworden. Er zijn allerlei nieuwe bezigheden ontstaan: onderhandelen, het politieoptreden bestuderen, samenwerking met advokatenkollektieven, SPOK, gereedschapsuitleen, blaadjes, radio, etc. Als je nu aktief wilt zijn ligt er al een hele struktuur voor je klaar. [...] Wat je nu ook ziet is dat mensen zo worden opgeslokt door deze schitterende aktiviteiten, dat ze eigenlijk dagen van 48 uur nodig hebben en alleen nog maar kontakten binnen de beweging hebben, die daardoor geslotener en provinciaalser gaat worden. [...] Aktivisten worden soms net zo wereldvreemd als allerlei bestuurders die de wereld alleen nog maar vanachter hun buro waarnemen."

Dit citaat beweert dat tijd - als duur - voor actieve mensen een schaars goed is geworden omdat ze zich met veel dingen bezighouden. Daaraan kun je refererend aan Elias toevoegen dat er tijdsdruk ontstaat doordat tijd - als tijdstippen - dient om bezigheden te coördineren. Eenmaal afgesproken coördinatiepunten werken als deadlines, die prioriteiten opleggen. Een rustige afweging van wat werkelijk prioriteiten zouden moeten zijn kan daardoor in de knel raken. Ze rennen van de ene vergadering naar de andere actie, moeten nog iets ophalen, hun lijfblad wil een verslag, hun partner wil aandacht. Hun agenda staat boordevol. Er ontstaat een merkwaardige parallel met managers bij grote instellingen. De structuur van de tijdsindeling is fundamenteler dan het onderscheid tussen zeg maar de kapitalistische wereld en degenen die buiten de formele economie staan.

De Duitse socioloog Niklas Luhman heeft zich verdiept in de tijdsproblemen van managers. Een samenvatting van zijn betoog kwam ik tegen in de eindscriptie van Corinna Ter-Nedden. Luhman suggereert een aantal trucs om de tijdsdruk te hanteren, zoals gebruik makend van je status als drukbezet persoon de agenda's van anderen vastleggen of door vertragingstactieken de tijdsdruk opvoeren en dan moeilijke besluiten doordrukken. Maar als fundamentelere strategie ziet hij 'probleemverschuiving'. Tijdproblemen zijn te veranderen in consensusproblemen (discussie uitstellen) of problemen aangaande het verzamelen van voldoende informatie. Het afwegen tussen deze drie gebieden moet volgens hem onderdeel zijn van wetenschappelijke planning, waarvoor het criterium de efficiency van het systeem is. Voor Luhman is het systeem de huidige maatschappij. Toch herken ik zijn strategie vaak bij vergaderingen en acties van de linkse beweging. Het werkt wel, zo.

Ik denk dat er meer oorzaken van tijdsdruk zijn dan de complexiteit van sociale systemen. Da's veel te versluierend. Concurrentieverhoudingen versnellen ontwikkelingen. Ieder bedrijf wil als eerste met het nieuwste product de markt op en reageert op wat de ander doet. Dat verklaart de nadruk op flexibiliteit; automatisering is daarvan soms een afgeleide grootheid.
Sociale bewegingen zijn vaak reactiebewegingen. De overheid onderneemt iets op het tijdstip dat haar uitkomt en kan daarmee - al of niet bedoeld - een beweging onder tijdsdruk zetten. "Wij hebben die en die actie gevoerd op het door onszelf bepaalde tijdstip" in verslagen in bijvoorbeeld Bluf! is een zelfverzekerde uiting van dat inzicht. Tijd is macht.

Overheersende tijd
Een dominante tijdstructuur is de verdeling tussen productietijd en vrije tijd. Ons hele leven is er door bepaald. Wegen zijn aangelegd om de ochtend- en avondspits te verwerken, georganiseerd vermaak concentreert zich op avonden en weekends, zelfs kraakcafés zijn alleen 's avonds open. Mensen met veel geld en weinig vrije tijd kunnen die tijd duur besteden en voor arme uitkeringsgerechtigden levert de vrijetijdsmarkt de vakantie in eigen land en de buis thuis.
Verschuivingen in deze dominante structuur door arbeidstijdverkorting, deeltijdbanen en flexibele werktijden kunnen vergaande gevolgen hebben voor maatschappelijke processen en infrastructuren. De eerste beleidsnota verscheen (pas) in mei 1985.

Overheersende tijdstructuren kunnen je behoorlijk in de tang houden. Het rapport Baas in eigen tijd, over de manier waarop verschillende groepen met hun tijd omgaan, beschrijft o.a. hoe dat voor vrouwen uit kan pakken: "Bij veel van de ondervraagde vrouwen speelt het verzorgingsethos een zo centrale rol dat zij zich onder alle omstandigheden gedwongen voelen hun eigen belangen ondergeschikt te maken aan die van anderen [...] Men stemt zich vrijwel rimpelloos af bij tijdsordeningen van buitenaf (schooltijden, werktijden, winkeltijden). [...] Het is dan ook niet verwonderlijk dat wachten voor de meeste ondervraagden tot verreweg de meest voorkomende tijdpassering is uitgegroeid."
Soms raakt je tijd zo versnipperd, klaagde een vriendin, dat je er ook niks mee aan kunt vangen. En de tijd versnippert juist weer doordat je geen bezigheid kunt vinden om ze te vullen. Een vicieuze cirkel.

Zoals bekend leidt het wegvallen van overheersende tijdstructuren niet altijd tot een zinnig alternatief. Het verdwijnen van tijdsdruk kan zelfs verlammend werken. Hier een contrast met de al of niet bewust baanloze actieveling:
In de jaren dertig werd eens bijna het hele Oostenrijkse dorp Marienthal werkloos door de sluiting van een plaatselijke fabriek. Een groep sociale wetenschappers deed er een half jaar onderzoek. Zij constateerden o.a. een algemene verlangzaming van het leven. De dominante tijdstructuur was weggevallen en er was niets voor in plaats gekomen. Sommige bewoners zeiden dat ze vroeger veel minder tijd voor zichzelf hadden maar er meer mee deden. Het leven van uur tot uur of van minuut tot minuut verschoof naar de achtergrond en maakte plaats voor een leven waarin momenten van opstaan, ontbijten, middagmaal en naar bed gaan de nieuwe tijdsoriënteringen werden. De ochtend, middag en avond, de wisseling van de jaargetijden en de daarbij horende wisseling van temperatuur en weersgesteldheid bepaalden het 'nieuwe' leven.

Het bibliotheekgebruik liep enorm terug, tijdschriften en kranten werden nauwelijks nog gelezen en partijen en verenigingen liepen leeg. Tijd besteden scheen zinloos geworden, tijd werd zoek gemaakt en verliep in het rondhangen en afwachten. De dag kromp voor mannen in van een arbeidsdag en een vrije avond om nog veel te doen (gemiddeld zo'n 17 uur) naar langer uitslapen en vroeger onder de wol. Voor hen was de dag gemiddeld zo'n 13 uur geworden.
Voor de vrouwen lag dat ook daar anders. Hoewel de meesten van hen voorheen ook in de fabriek werkten, waren ze niet zozeer werkloos alswel inkomens- en contactloos geworden. Hun levensdag werd nog sterk bepaald door het ritme van de school en dat van het huishouden. Hadden ze toen de fabriek nog open was werkdagen van 18 uur, nu was dat geslonken tot 14,5 uur.

Nieko Manshanden bespreekt dit onderzoek en verbindt het met een pleidooi voor het opzetten van 'tegenproducties' Hij vindt dat de vakbond daar meer oog voor moet hebben.

Zo
De tijd is nu wel rijp voor een paar conclusies, vooral ook gezien de deadline.
- Bij een sociaal proces spelen drie voorwaarden ivm tijd een rol: er moet een coördinatie in de tijd plaatsvinden, deelnemers moeten een bepaalde hoeveelheid tijd in het proces steken en tijd kan pas in het proces worden gestoken als ze niet te versnipperd is. Als aan een van de voorwaarden niet meer is voldaan, houdt het proces op.
- Een proces kan tijd onttrekken aan een ander proces. Het andere proces kan daardoor ophouden.
- Sommige processen maken heel veel andere processen aan zich ondergeschikt qua tijdstructuur.
- De beslissingen van mensen om bepaalde dingen met elkaar te ondernemen leidt tot een quasi-autonoom maatschappelijk gebeuren. Dat geldt ook voor de verdeling van tijd.

Literatuur:
- Nieko Manshanden 'Marienthal: een blik op een werkloos dorp. Over het verwerken van en reaksies op massale werkloosheid/hoe overleef je een tragies geschenk!' LSW?Nieuwsbrief nr 11, juni '84.
- Corinna Ter-Nedden 'Der Verlust von Zeitstrukturen am Beispiel der Arbeidslosigkeit' Diplomarbeit a/d Technische Universitaet Berlin, Gesellschafts- und Planungswissenschaften, Institut für Psychologie.
- Norbert Elias 'Een essay over tijd' Meulenhoff Amsterdam 1985.
- Interdepartementale Coördinatie-commissie Welzijnsbeleid, Projectgroep Vrije Tijd. 'Vrije tijd, een visie'. Ministerie van WVC Rijswijk mei 1985.
- HJ van Houten 'Toekomst van de tijd, op weg naar een samenhangend tijdbeleid' Giordano Bruno Amersfoort 1986.
- HJ van Houten (red) 'Baas in eigen tijd, naar een autonomer tijdgebruik' idem.
Citeren mag, maar wel met bronvermelding en een berichtje aan de auteur.