Publicaties & Projecten


Terug
Hoe kom ik aan een zaadje?
Kinders, moeders & donors
(verschenen in NN 121, oktober 1992)


Voor een traditioneel heterostel is het krijgen van kinderen meestal een kwestie van planning. Maar wil je autonoom of met meer vrouwen moeder worden, dan doet zich de vraag voor: hoe kom ik aan een zaadje?

In verschillende steden kun je ook als lesbisch stel of 'alleenstaande' vrouw naar het ziekenhuis voor KID - kunstmatige inseminatie met donorzaad. Een alternatief is zelfinseminatie via een donor die meestal bekend is. Je bent dan onafhankelijk van het medische circuit en het kind kan desgewenst achterhalen wie de biologische vader is. Het is een terrein met weinig traditie en veel eigen keuzes in relatievormen.

Zelfinseminatie is in Nederland in de jaren tachtig ingeburgerd. Hoeveel vrouwen gebruik maken van zelfinseminatie (ZI) is niet bekend, maar de indruk bestaat dat de verhouding KID/ZI bij lesbische vrouwen ongeveer fifty-fifty is. De opkomst van ZI hing samen met de tweede feministische golf, met name de vrouwengezondheidsbeweging. Naar Amerikaans voorbeeld ontstonden in Europa midden jaren zeventig de eerste zelfhulpgroepen. Deelname gaf vrouwen meer kennis over hun eigen lichaam, voortplanting en seksualiteit en maakte hen minder afhankelijk van medici.

In 1978 trad als eerste in Europa The Feminist Self Insemination Group in Londen in de openbaarheid. Een aantal leden had slechte ervaringen met 'deskundigen' van KID-instellingen of met het oppikken van een partner om zwanger te raken. De groep onderzocht de mogelijkheden van zelfinseminatie. Enkele homoseksuele mannen waren bereid donor te worden. De vrouwen brachten hun ervaringen naar buiten in een pamflet. Sindsdien groeide de belangstelling, ook in Nederland.

Moederschapsexamen

Vrouwen die kiezen voor kunstmatige inseminatie via het ziekenhuis noemen als voordelen dat het zaad er altijd is als je in je vruchtbare periode bent en dat de situatie door de anonimiteit van de donor ook absoluut duidelijk is. Vrouwen zijn niet afhankelijk van het leven en de emoties van de donor en de kinderen weten dat de donor niet te achterhalen is en dat hun geboorte een duidelijke keuze van de moeder(s) is. Voor anderen tellen de overwegingen tegen KID zwaarder.

Voor Carla en Joke bijvoorbeeld, twee vrouwen die een bekende donor zoeken. Anonimiteit van een donor vinden ze juist een nadeel. Hun kinderen moeten later desgewenst kunnen weten wie hun biologische vader is. Bovendien zijn er de ballotage en de kosten bij KID.
Carla: "Het kost hartstikke veel geld (soms ruim 100 gulden per maand, maar sterk variërend per instelling. P.) en je moet gesprekken gaan voeren met van die jonge gasten die denken dat zij een beslissing kunnen nemen of ik een kind mag. Er wordt gelijk een uitstrijkje gemaakt en allerlei andere dingen. Het is geen eis maar je bent van hen afhankelijk en dan ga je niet zeggen dat doe ik niet. Je bent toch patiënt op dat moment. Zij zijn de dokter, zij weten het beter."
Joke: "Ze vragen waarom je een kind wilt en ze willen weten of je het wel goed opvoedt. Je moet kortweg een soort examen afleggen of je wel een goede moeder bent. Je kunt je afvragen waarom ze die regels stellen waar zoveel kinderen zomaar worden geboren als vrije keuze."
Als je als donor wordt gevraagd wil je - net als de KID-instanties - ook wel een beetje een beeld hebben van de opvoeding die het kind zou krijgen?
Joke: "Ja, maar dan is dat jouw keuze en dan kun je erover praten met degene die jou benadert met het verzoek."

Overigens hanteren de KID-instellingen verschillende criteria voor inseminatie. De procedure kan uiteenlopen van inseminatie op verzoek tot zelfs een gesprek met een psycholoog.

De partner van de donor

Het is niet altijd makkelijk een donor te vinden, is hun ervaring. Carla is de moeder van een tweejarige dochter en ze wil zwanger worden van een tweede kind.
"Het lijkt een vrij simpel verzoek, van ons uit gezien", zegt Joke. "Je vraagt een donor of ie wil zorgen dat wij een kind krijgen. In ons geval vraag je dan ook of hij bekend wil zijn voor het kind, mocht het kind dat later willen. Dat betekent dat de donor toch gaat nadenken over wat hij wil met eventuele kinderen. Je kunt je voorstellen dat een donor dat bedreigend kan zien voor zijn relatie, of hoe dan ook voor zijn persoonlijk leven. Het hóéft niet zoveel te betekenen, maar het kan gebeuren. Los daarvan ga je ook wel verlangen het kind te zien, als je eenmaal weet dat het er is. Dat is toch een vrij menselijke emotie. Dat confronteert je met de vraag hoe je daarmee omgaat. Als je zelf niet hebt gezocht maar je wordt ervoor gevraagd, dan is het heel makkelijk om te zeggen: nou, ga maar een deurtje verder."

Carla heeft gemerkt dat mannen vaak wel willen, maar dat hun vrouwelijke partners er moeite mee hebben. "Soms wil de donor in zijn eigen relatie geen kind terwijl z'n vriendin dat misschien wel wil. Die zegt dan: bij mij geen kind, dan ook bij een ander geen kind." Het komt voor dat na dergelijke onderhandelingen twee kinderen worden geboren.
Carla: "Je hoort ook veel dat vriendinnen bang zijn hun partner, of in ieder geval de aandacht kwijt te raken. Ik denk dat het vooral emotionele en geen rationele bezwaren zijn. Soms denk je wel eens: god, het zaad van de man is het bezit van de vrouw."

Carla zou graag zien dat andere vrouwen wat meer solidair zijn. "In wezen zullen ze ieder lesbisch stel een kind toewensen, maar als dat daarbij dan het zaad van hun vriend nodig heeft, dan kan het ineens niet. Ik denk dat het echt iets is van heel links zijn en anarchistisch zijn ver van mijn bed, maar in bed niet."

"Ik denk dat het ook komt doordat de voortplanting tegenwoordig zo ontzettend gecontroleerd is," veronderstelt ze. "Als een heterostel een kind wil, dan zal het ophouden met anticonceptie en echt plannen. Ik denk dat het daarom veel beladener is geworden. Vroeger kwãmen kinderen gewoon."
Je kunt mensen niet kwalijk nemen dat ze emotioneel anders in elkaar zitten dan rationeel, beaamt ze. Maar je kunt het ze wel kwalijk nemen als ze er niet over nadenken, als ze zeggen: dat is nu eenmaal mijn emotie, en het daarbij laten.

Soms vindt een partner de situatie vooral bedreigend als donor en kind tot hetzelfde sociale circuit behoren. "Als het kind nou in Groningen zou wonen, zou ik het geen probleem vinden", zei een Amsterdamse 'partner' eens in een discussie.
Een andere mogelijkheid is een tussenpersoon tussen toekomstige moeder en donor, waardoor ze voor elkaar onbekend blijven. Bovendien kan de donor zo makkelijker afstand houden en schept het voor de moeder een grotere onafhankelijkheid. Via de tussenpersoon kan het kind later achterhalen wie de donor is.

Rollen

Een donor wordt over het algemeen gezien als iemand die bereid is zijn zaad af te staan. Niet meer dan dat. Daar dienen geen rechten en geen plichten aan te worden ontleend. Binnen die definitie zijn heel verschillende afspraken mogelijk over de relatie donor/kind/moeders.

Heel vaak is er geen of weinig contact tussen donor en kind. "Er zit geen ouderrol aan vast omdat het toevallig jouw zaad is," zegt René Veen in een interview in het blad Seq, dit voorjaar. Vaderschap houdt veel meer in dan het leveren van genetisch materiaal. "Ik zorg één dag in de week voor een paar kinderen die niet van mijn zaad zijn en met hen voel ik een verbintenis. Dat komt omdat je voortdurend in ze investeert".
Over zijn donorschap zegt hij: "Ik vertrouwde erop dat als ik problemen met mijn gevoelens zou krijgen, ik dat in eigen kring zou kunnen oplossen. Ik hoefde het kind verder ook niet te zien, maar ik vond het wel belangrijk dat het zou worden opgevoed in de wetenschap dat er een donor is geweest, en niet een ontbrekende vaderfiguur." Bij verhuizing stuurt hij de moeders een adreswijziging. René acht het belang van donorschap van politieke aard. "Ik vind het belangrijk dat mensen in andere situaties dan de geijkte heterosituatie kinderen kunnen krijgen. Ik vind het politiek gezien heel belangrijk dat vrouwen de inseminatie in eigen hand kunnen nemen."

Hans is vijf jaar geleden door een vriendin gevraagd om donor te worden voor het tweede kind van haar en haar vriendin. "Helemaal in het begin was de afspraak - en daar was ik zelf nog het meest strikt in - dat het helemaal hun kind zou zijn. In tweede instantie vroegen ze me of ik dan wilde gaan meezorgen, ook voor het eerste kind. Dat vond ik heel leuk. Ik wilde niet volledig voor een kind zorgen, maar meezorgen vond ik ideaal. Ik heb mezelf tegengehouden om niet meteen ja te zeggen. Na gesprekken met anderen heb ik wel ja gezegd. Het tweede kind is er nooit gekomen, door een miskraam in de eerste maanden. Maar ik ben wel mee gaan zorgen voor het eerste kind. Dat is heel lang ontzettend leuk geweest."

Tanne zorgt mee voor twee kinderen waarvan hij wel de donor is. De moeders zijn twee heterovrouwen die samen de kinderen opvoeden. "Ik heb altijd kinderen leuk gevonden en ben ermee bezig geweest, bij verzorging betrokken geweest. Vijf jaar geleden vroeg een vriendin mij of ik, als zij een kind zou krijgen, daar een dag in de week voor wilde zorgen. Een half jaar later vroeg ze of ik dan ook donor wilde worden."

Later werd hij donor voor een tweede kind van dezelfde vrouwen. "De moeders zijn verantwoordelijk," zegt hij. "Ik ben de 'bekende vader'. Ik zorg nu een dag in de week voor de kinderen. En dat bevalt me uitstekend. Oorspronkelijk zou ik alleen donor zijn, die bekend moest zijn, zodat de kinderen er later heen kunnen gaan als ze daar behoefte aan hebben. Nu is het wat meer geworden. Ik ben niet de opvoeder, dat zijn de moeders."

"Ik heb duidelijk meer een band met die kinderen als met andere kinderen. Maar ik heb ook vijf jaar voor een andere jongen gezorgd waar ik niet de vader van was en daar heb ik ook een hele speciale band mee. Je weet het en je ziet dingen van jezelf terug. Maar ik denk dat die biologische band meer iets is dat in je eigen hoofd zit."

Opvoeding en maatschappij

"Je kunt het doen zoals je zelf het lekkerste vindt", zegt Tanne over de verschillende relatievormen die kunnen bestaan tussen ouders, donors en kinderen. "Het is wel belangrijk om daar goede afspraken over te maken. Dan nog kunnen dingen veranderen. Je kunt tevoren wel een prachtig idee hebben: zo moet het worden, en dan blijkt het in de praktijk toch net iets anders te liggen. Ik ken ook wel gevallen waarbij het op behoorlijke ruzies is uitgelopen. Gevallen waarbij de man meer eisen ging stellen ('het is mijn kind') en waarbij de vrouw de claim te veel vond en meer afstand nam, waardoor de man nog meer ging claimen.
Het is een heel moeilijk vlak. Er is weinig officieel geregeld. Het wordt hoog tijd dat de wetgeving zo veranderd wordt dat je op meerdere manieren kinderen kunt opvoeden zonder het huwelijk of samenwonen. Dat er gelijkwaardige rechten komen waarbij niet vergeten moet worden dat de positie in de maatschappij van de vrouw heel anders is dan de man, omdat de man veel meer macht en mogelijkheden heeft."

Hij noemt als voorbeeld de erfeniswetgeving. Hij zou zijn kinderen wel wat willen nalaten maar dan gaat het grootste deel naar de belasting. Hetzelfde probleem ontstaat bij twee mannen of twee vrouwen, of ze nu homo of hetero zijn.

"Als eenmaal de keuze wordt gemaakt dan heb je ook een grote vrijheid in het zelf invullen van de rollen die je speelt", zegt ook Joke. "Je gaat heel bewust nadenken over wat opvoeding zou kunnen zijn. Je moet vaststellen hoe je het vaderschap formuleert. Als je dan een uitgangspunt hebt gekozen waarbij je een donor zoekt, dan kun je toch in de gesprekken die je hebt weer variëren."

Joke: "Hier in Nederland ligt heel sterk de nadruk op de biologische band en daaraan ontleen je ook in het Burgerlijk Wetboek allerlei rechten en dat zou je toch eigenlijk anders moeten doen. Het lijkt me leuker om je eigen kinderen te kiezen en - als kinderen wat ouder zijn - je eigen opvoeders en dat je daaraan ook rechten kunt ontlenen. Dat zou de erkenning zijn dat een gezin ook iets is waar je voor kunt kiezen, dat je veel méér hebt buiten de traditionele gezinnen en dat je daar ook waarde aan kunt toekennen.
Ik ken bijvoorbeeld twee mannen die samen een kind opvoeden, hoewel ze met elkaar geen relatie hebben. Ze wonen in een woongroep, dus dat kind heeft niet alleen die twee vaders maar ook nog andere mensen eromheen. Ik vind het prachtig dat dat kan. Als je nadenkt over hoe je met kinderen omgaat, hoe je ze opvoedt, denk je ook na over je eigen leven en de maatschappijvorm."

Zes oma's en opa's

Kunnen afwijkende samenlevingsvormen voor de kinderen zelf op de lagere school een probleem zijn? De meeste kinderen hebben traditioneel een pappa en een mamma.
Joke: "Ik denk dat het nogal uitmaakt hoe je er als ouder tegenover staat. Het is eigenlijk hetzelfde als met homo zijn. Het is niet zo dat je nooit negatieve reacties krijgt, maar je kunt ze pareren of voor zijn of zorgen dat ze je niet raken. En dat kun je ook je kinderen meegeven. Kinderen worden hoe dan ook onderling beoordeeld of ze binnen de groepsnormen vallen. Als je niet afwijkt in je huiselijke situatie dan zal het wel zijn omdat je rood haar hebt. Je kunt in ieder geval proberen dat kinderen het zelf ook positief blijven zien.

Ik ken bijvoorbeeld een vriendin die samenwoont met een vrouw en een man. Met z'n drieën hebben ze drie kinderen. Die kinderen zijn er zelf heel trots op. Een meisje zegt: ik heb twee mamma's en dus zes oma's en opa's. Dat vindt ze prachtig. Een keer waren ze naar een vakantieadres met de man en én vrouw. Ze kwamen daar aan als een traditioneel gezin, werden daar ingeschreven. Er werd even met de kinderen gepraat: leuk met pappa en mamma op stap. Toen zei een van de kinderen (van 8) onmiddellijk: ja maar ik heb twee mamma's hoor, maar eentje kon niet mee.
Die wilde zelf absoluut niet het misverstand laten bestaan dat daar een traditioneel gezin stond. Dat vind ik heel leuk om te horen. Je kunt van alles een probleem maken, maar je kunt het ook omdraaien."

HIV-test

Tanne is flikker en Hans is hetero. Waren het vroeger vooral flikkers die donor werden, nu ligt dat anders.
Joke: "Bij flikkers heb je toch veel meer begrip voor het feit dat je als homoseksuele ouder zelf kinderen wilt. Je hoeft je dus minder te verantwoorden. Want je hebt er natuurlijk ook nog mee te maken dat nogal wat mensen in deze maatschappij vinden dat lesbiennes geen moeder zouden mogen zijn want er is geen vader waarmee het kind zich kan identificeren. En flikkers kunnen zelf nog moeilijker dan lesbische moeders een kind krijgen dus het geeft hen ook een kans om vader te zijn, al is het dan vaak op afstand.
Maar goed, die doelgroep is praktisch afgesloten omdat je toch ontzettend bang moet zijn voor Aids-besmetting. Dus als je een flikker benadert om donor te worden dan is een heel belangrijke eis dat hij bereid moet zijn een Aids-test te ondergaan en dat kan om begrijpelijke redenen heel belastend zijn voor degene aan wie je dat vraagt. Ik vind het ook heel moeilijk om dat te vragen."

Carla: "De eerste keer dat ik zwanger wilde worden heb ik eerst twee flikkers gevraagd en die wilden niet omdat ze geen test wilden. En nu is het al zo dat ik er eigenlijk niet eens meer aan denk."

Tanne bevestigt dat een deel van de flikkerscene als potentiële donor is uitgevallen. "Er zijn heel veel mensen die niet willen weten of ze seropositief zijn. Ik weet zelf alleen van flikkers die het doen als ze meer met het kind willen. Maar je alleen laten testen om een anonieme donor te zijn, dat staat in geen verhouding tot elkaar. Flikkers die van zichzelf al weten dat ze seronegatief zijn doen het eerder. Degenen die ik ken zijn voornamelijk flikkers maar dat kan ook aan míjn omgeving liggen."
Voor hemzelf was de HIV-antistoftest het grootste probleem. "Daar heb ik heel lang over na moeten denken. Aan de ene kant, als ik seropositief ben gaat het hele plan niet door terwijl je je er wel op verheugt. Aan de andere kant was er zeker in die tijd helemaal niets dat er voor pleitte om dat te willen weten. Ik wist wel van de laatste jaren dat ik veilig had gevreeën maar eind jaren zeventig begin jaren tachtig heeft niemand veilig gevreeën. We hebben alletwee de test gedaan - de moeder ook. En meteen ook een onderzoek naar andere geslachtsziektes.

Toen bleek dat we allebei seronegatief waren zeiden we, nou dan moeten we het maar proberen. Ze was meteen de eerste keer zwanger. Ik heb me thuis afgetrokken, alles in een injectiespuit gedaan, ben op de fiets gestapt en heb bij haar de injectiespuit afgeleverd. Ik had hem in een handdoek gewikkeld en op mijn lijf gedragen, en zo door de stad. Die spuit - zonder naald - kun je gewoon bij de apotheek halen."

Tips

Heb je nog tips voor mensen die erover nadenken een donor te worden of een donor te zoeken?
Tanne: "Het is wel goed om bij mensen die al donor geweest zijn wat na te vragen. Het is toch wel heel raar om jezelf af te trekken en dan heel bewust te weten: o, dit wordt een kind.
Heel belangrijk is het om na te gaan wat je zelf wilt. Het is goed om jezelf voor te stellen: wat zou ik dan en dan doen. Stel je wilt er wat mee te maken hebben en opeens kun je een baan krijgen ver weg, wat doe je dan? Je bent toch wat meer aan elkaar gebonden, een deel van je leven stem je toch wat meer op elkaar af.
Verder moet je je tevoren heel goed laten onderzoeken op geslachtsziekten.

Neem de tijd ervoor, maak er geen stresstoestand van. Ik ken mensen die negentien maanden bezig zijn geweest, dat lijkt me ontzettend frustrerend. Soms is de vrouw heel onregelmatig en dan is er moeilijk grip op te krijgen wanneer je het precies moet doen. Dan is het belangrijk om het goed te volgen en te kijken of ze aan kan voelen wanneer de eisprong is.

Als dingen niet goed gaan moet je niet naar de rechtbank gaan. Dat maakt de problemen alleen groter. Je hebt dingen zonder rechtbank, ambtenaren en advocaten gedaan en dan moet je het ook op zo'n manier oplossen. Het kan heel pijnlijk zijn maar om daar een juridische strijd van te maken, daar wordt iedereen slechter van."

Heb je nog belangrijke opmerkingen of tips? vroegen we ook aan Hans.
"In ieder geval duidelijke afspraken maken - hoewel er altijd nog iets fout kan gaan. Misschien zouden meer mannen er ook over moeten nadenken. Daarmee staat of valt het verschijnsel. Mannen moeten er denk ik goed over nadenken of je dat uit elkaar kunt houden. Of je het niet te moeilijk vindt dat er een kind van je rondloopt, waar je zelf in principe helemaal buiten staat. Dat lijkt me je rol, tenzij je andere afspraken maakt.
Voor mij was ook een deel van de keuze dat ik me erop instel dat ooit een kind van dertien of veertien bij me op de stoep zou staan en dingen van me zou willen weten. Daarom vond ik het ook een rustig gevoel om er uitgebreid over te praten met mensen, zodat ik het later ook zou kunnen uitleggen waarom ik het heb gedaan. Dat het niet zomaar een opwelling is. En ook dat je later bereid bent de tijd te nemen voor iemand die dat van je vraagt."

-----------------------------------------------------------

Enkele namen uit bovenstaande interviews zijn veranderd.

Een paar aardige boeken:
'Tips voor 2 lesbische moeders', onder redactie van Vera Mulder. In 1989 verschenen bij de SUA in Amsterdam. Het bevat interviews met lesbische stellen met kinderen en praktische tips over kunstmatige inseminatie via het ziekenhuis en zelfinseminatie, het bepalen van de vruchtbare periode, juridische informatie, etc.
'Wel kinderen, Geen man, Lesbisch en 'alleenstaand' moederschap', door Anke van Dijke en Linda Terpstra, verscheen in 1991 bij Migrantenuitgeverij Warray, Den Haag. Het gaat o.a. over manieren van verwekken, verschillende opvattingen over moederschap, de kinderen van autonome moeders, maatschappelijke participatie, vooroordelen en hoe je daarmee omgaat. Het is gebaseerd op gesprekken met vrouwen die ervoor kozen het moederschap vorm te geven zonder dat daar een vader bij betrokken was.
Enkele gegevens in dit artikel zijn aan deze boeken ontleend.
Een voorlichtingsbrochure over zelfinseminatie is verschenen bij het Vrouwengezondheidscentrum Aletta, in Utrecht.
Terug